De Joden hadden veel trots in hun afkomst.
Ze hadden een wet die gebracht was door het werk van engelen. Ze hadden een verlosser gekend, Mozes, die hen geleid had naar het beloofde land en ze hadden een geschiedenis van hogepriesters die voor hen offerden.
De schrijver van Hebreen heeft laten zien dat Christus een beter iets gebracht heeft dan al deze. De schrijver heeft laten zien dat de bediening van Christus hen allen heeft overtroffen.
Daarom word het belangrijk om Christus op te merken als hogepriester en apostel.
In hoofdstuk 2 en 3 heeft de schrijver gesproken dat Christus groter is dan de engelen en Mozes. In de volgende hoofdstukken gaat de schrijver getuigen dat Christus groter is dan de hogepriesters onder het oude verbond.
3: 1- 3: 6 Merk op de hogepriester, Christus.
Heb 3:1 Hierom, heilige broeders, die der hemelse roeping deelachtig zijt, aanmerkt den Apostel en Hogepriester onzer belijdenis, Christus Jezus;
In het vorige hoofdstuk hebben we gezien hoe belangrijk het Apostelschap en de belijdenis van Christus is. Daarom moeten de Christenen dit aanmerken.
Dit is ook het enigste boek in het nieuwe testament die Christus aanduid met het woord Apostel. Het woord Apostel betekent: "iemand gezonden", en Christus vervuld deze rol in dat Hij van God gezonden is naar deze wereld met een boodschap.
We zien hier ook dat de schrijver de broeders aanschrijft als heilige broeders.
Al eerder in het tweede hoofdstuk heeft hij hen ook al met deze innige termen aangesproken.
Deze broeders zijn een hemelse roeping deelachtig geworden.
Dat is de roeping van een Christen. Christenen zijn hemelburgers.
Hier zien we dan ook dat het Rooms Katholieke systeem dat mensen pas heilig kan verklaren na iemands dood gebaseerd is op traditie dan op de Heilige Schrift.
Heb 3:2 Die getrouw is Dengene, Die Hem gesteld heeft, gelijk ook Mozes in geheel zijn huis was.
Christus was getrouw de roeping die Hem gegeven was door de Vader. Christus was trouw aan de Vader. (10: 7-10)
De schrijver vergelijkt deze getrouwheid met de getrouwheid van Mozes en zijn huis.
Merk op dat in het boek van Hebreen vaak een vergelijking gemaakt word met verschillende personen en elementen uit het oude verbond. Dit om te laten zien dat het nieuwe verbond zoveel beter is dan het oude verbond.
Het woord "beter" of "voortreffelijker" (hangt af van de vertaling) in relatie tot het tweede verbond komt dan ook een aantal keren voor in dit boek.
Dit alles laat zien dat we grote aandacht moeten geven aan het verbond van Christus. Dit is wat ons gegeven is, het is het beste wat ons gegeven is, het is hoe God in de laatste dagen (Hebr. 1: 2) tot ons spreekt en als we dit niet aangrijpen en volgen dan blijft er niks meer over. God heeft buiten Christus niets anders voor deze wereld. Dus we moeten in Hem zijn en in Hem blijven. Dit is het grote centrale thema van dit boek.
Heb 3:3 Want Deze is zoveel meerder heerlijkheid waardig geacht dan Mozes, als degene, die het huis gebouwd heeft, meerder eer heeft, dan het huis.
De "deze" uit dit vers is Christus. Christus is zoveel meer heerlijkheid geacht dan Mozes. Christus is zoveel groter dan Mozes, dit word geillustreerd door de woorden: Degene die het huis bouwt heeft meer eer dan het huis.
Johannes getuigd van de grootheid van de bediening van Christus als hij zegt in hoofdstuk 1:
Want de wet is door Mozes gegeven, de genade en de waarheid is door Jezus Christus geworden.
Christus heeft genade en waarheid gebracht. Het enige wat een mens kan vrijzetten van zonde en hem de hoop geven van het eeuwigen leven.
Mozes bracht alleen de wet. Een wet die bij overtreding geen redding kon geven.
Christus word hier dan vergeleken met een bouwer van een huis, en zoals de bouwer meer eer krijgt, want Hij heeft het gemaakt, zo komt Christus alle eer toe.
Christus heeft Zijn eigen huis gebouwd. (Matt. 16: 18; Efeze 1: 20, 21) Mozes werkte in een huis dat gebouwd was door God zelf. En daar ligt dan ook een groot verschil tussen Mozes en Christus
Heb 3:4 Want een ieder huis wordt van iemand gebouwd; maar Die dit alles gebouwd heeft, is God.
De opperbouwer was God de Vader.
In de tekst in Johannes word de Vader aangeduid met de landman en Christus als de wijnstok.
In de tekst uit Efeze word de Vader aangeduid als degene die ons gezegend heeft in Christus. God de Vader is de meesterbouwer van het geheel.
Heb 3:5 En Mozes is wel getrouw geweest in geheel zijn huis, als een dienaar, tot getuiging der dingen, die daarna gesproken zouden worden;
Mozes was getrouw met heel zijn huis. We zien hier wel dat Mozes een dienaar was, (Numeri 12: 7) dit in contrast tot Christus die de Zoon was. Dit alles was tot een getuigenis van de dingen die daarna gesproken werden. Een Zoon krijgt altijd meer eer dan een dienaar. Mozes was een dienaar, Christus was de Zoon.
Alles wat Mozes heeft gedaan was een schaduw van het komende huis van Christus.
Heb 3:6 Maar Christus, als de Zoon over Zijn eigen huis; Wiens huis wij zijn, indien wij maar de vrijmoedigheid en den roem der hoop tot het einde toe vast behouden.
Christus staat dus als Zoon van het huis, waar Mozes een dienaar van het huis was.
We weten dan ook dat een Zoon veel meer eer toekomt dan een dienaar.
Christenen maken het huis van God, het huis van Christus.
Maar als Christenen moeten we de roem der hoop en vrijmoedigheid tot het einde vast houden.
In Christus hebben we vrijmoedigheid verkregen, door Hem hebben we een rein geweten gekregen en daardoor vrijmoedigheid. (10: 19-22) Door de bediening van Christus hebben we deze vrijmoedigheid verkregen en niet door de bediening van Mozes. Daarom is Christus zoveel groter dan Mozes.
3: 7- 4: 14 Een waarschuwing tegen verharding.
Vanaf hier hebben we de tweede waarschuwing in het boek van Hebreen.
(Voor complete lijst zie het begin van les 2)
De woorden van vers 7-11 zijn een quotatie uit Psalm 95: 7- 11
Heb 3:7 Daarom, gelijk de Heilige Geest zegt: Heden, indien gij Zijn stem hoort,
Wat we hier dan zien is dat de schrijver teruggaat naar een tijd in de geschiedenis van de vaderen van het volk Israel. De woorden komen uit de 95ste Psalm, in deze Psalm draagt David zijn broederen op om God te aanbidden op grond dat Hij de Rotssteen is des heils, de schepper is van alle dingen en hun Maker. Hij besluit die Psalm met de woorden om niet een hart te hebben dat verhard is. Want de verharding had tot gevolg dat zij niet mochten ingaan in de beloofde rust.
Heb 3:8 Zo verhardt uw harten niet, gelijk het geschied is in de verbittering, ten dage der verzoeking, in de woestijn;
We zien, als we kijken naar de vroege gemeente - Handl. 2: 42-47 – dat de Christenen volhardende waren in de leer van de Apostelen, ze waren eensgezind, ze hadden alles samen. Hun hart was gesmolten voor God. Zo zou het ook moeten zijn voor ons.
Volharding word dan het tegenovergestelde verharding. Twee letters verschil!!!
De vaderen van ouds hadden een hart voor hunzelf gecreerd dat verhard en ongelovig geworden was. Dat is iets waar we dan van mogen leren.
De gemeente van Korinthe was afgedwaald van God, Paulus schreef hen een harde brief. Het gevolg was dat ze hersteld hebben hetgene dat fout was. (2 Kor. 7: 7-11)
Dat is de bedoeling, als God werkt in onze levens, dat we veranderen, dat we zacht worden voor Hem, dat we voor Hem als klei in de hand van de potter zijn.
De Israelieten van ouds bleven zich verharden en verzetten tegenover God. Er was verbittering, er was verharding en het einde was dat ze niet in de rust konden ingaan.
Wat een voorbeeld voor ons!!!!
Heb 3:9 Alwaar Mij uw vaders verzocht hebben; zij hebben Mij beproefd, en hebben Mijn werken gezien, veertig jaren lang.
We zien dan dat de tijd waarop terug word gegrepen is de tijd van de woestijn, de tijd die veertig jaren duurde. Het was in de woestijn dat ze de werken van God hebben gezien en toch waren ze verhard. Toch waren ze verbitterd.
Ze waren getuigen geweest dat God hen uit Egypte had geleid en dit door een groot wonder. Ze hadden manna gekregen, ze hebben water gekregen. Ze werden van alles voorzien en toch waren ze verhard en verbitterd.
In de dagen van Christus zagen de mensen de werken van Christus en ze geloofden niet. In Johannes 10 lezen we dat de werken die Christus deed een getuigenis waren dat Hij van God kwam.
Ook wij hebben de werken God met ons: God laat ons zien dat Hij ons zegent met dagelijkste behoeften, geestelijke zegeningen. Hoe reageren wij daarop??
Heb 3:10 Daarom was Ik vertoornd over dat geslacht, en sprak: Altijd dwalen zij met het hart, en zij hebben Mijn wegen niet gekend.
God was vertoornd over dat geslacht, God zag dat ze dwalende waren met hun hart, ze wilden Zijn wegen niet kennen. Doordat hun hart verhard was en verbitterd waren ze niet met Zijn wegen bekend.
Het volgen van de wil van God staat centraal in Zijn woord. Vruchten staan centraal in onze relatie met God. (Jes. 5: 1- 6; Joh. 15: 1- 10)
Deze vruchten moeten ook zijn naarmate Hij heeft geopenbaard. (Efeze 2: 10) Deze vruchten zijn al voorbestemd.
Het woord vertoornd:
1) toornig of ontstemd zijn
2) afkeer, tegenzin hebben, walgen
3) uitspuwen
4) het land hebben aan
Heb 3:11 Zo heb Ik dan gezworen in Mijn toorn; Indien zij in Mijn rust zullen ingaan!
Omdat ze dwalende waren, omdat ze verhard en verbitterd waren konden ze niet de rust ingaan. Dit ging gepaard met zweren.
Zweren word in die zin in de Bijbel gebruikt in relatie tot God dat het vaststaat. Het is altijd in relatie tot iets dat niet veranderd kan worden.
Heb 3:12 Ziet toe, broeders, dat niet te eniger tijd in iemand van u zij een boos, ongelovig hart, om af te wijken van den levenden God;
Hier worden we dan aangemoedigd om "toe te zien" dat er onder de Christenen niet iemand is die een boos en ongelovig hart is om af te wijken van de levende God.
In het verdere vervolg van dit boek Hebreen zien we dan ook hoe deze dingen kunnen ontstaan en wat de gevolgen daarvan zijn.
We zien een voorbeeld hiervan in het 12de hoofdstuk. Daar word geschreven:
Heb 12:15 Toeziende, dat niet iemand verachtere van de genade Gods; dat niet enige wortel der bitterheid, opwaarts spruitende, beroerte make en door dezelve velen ontreinigd worden.
Als we kijken naar de context dan zien we dat er daar geschreven word over het oprichten van handen en slappe knieen. In dat proces was het mogelijk dat er een verbittering op zou treden en daar moesten ze voorzichtig mee zijn.
Als we bedenken dat Mattheus ook schrijft over de verschillende soorten van harten in het 13de hoofdstuk zien we hoe belangrijk het word om ons hart gericht te houden.
Heb 3:13 Maar vermaant elkander te allen dage, zolang als het heden genaamd wordt, opdat niet iemand uit u verhard worde door de verleiding der zonde.
Vermanen is een belangrijk deel van het Christendom.
Het woord vermanen met zijn verschillende varianten komt 45x voor in het nieuwe testament.
3870 paraka’leo,
1) bij zich roepen, ontbieden
2) toespreken, zich richten tot, wat gedaan kan worden bij wijze van aansporing, smeekbede, troost, onderricht, enz.
2a) vermanen, aansporen
2b) bidden, smeken, verzoeken
2b1) door smeekbede proberen te kalmeren
2c) troosten, bemoedigen en versterken door vertroosting
2c1) troost ontvangen, getroost worden
2d) bemoedigen, sterken
2e) aansporen en troosten en bemoedigen
2f) leren, onderwijzen.
Het woord vermanen is een woord dat van het Griekse woord "parakaleo" komt en ook gerelateerd is aan het woord dat gegeven word aan de Heilige Geest.
Dit woord heeft in zich, het iemand naar je toeroepen om aan te moedigen, te versterken, te troosten en aan te sporen. Het is onderhevig aan de omstandigheden.
We zien dan in deze tekst dat het in directe relatie staat met de verharding van het hart. En wel verharding door de verleiding des zonde.
Zonde kent een verleiding, zonde kent een trekkende kracht.
We zien dan ook in Matt. 13 dat sommige mensen door zonde weer de wereld in getrokken worden.
Als we naar Jacobus 5: 19- 20 kijken zien we dat er iemand van het pad van waarheid is afgedwaald. Als we kijken naar Gal. 6: 1- 2 kijken zien we dat er iemand is overvallen door een overtreding.
Broeders zoals deze moeten teruggebracht worden op de weg der waarheid.
Heb 3:14 Want wij zijn Christus deelachtig geworden, zo wij anders het beginsel van dezen vasten grond tot het einde toe vast behouden;
In de Bijbel worden we voortdurend aangespoord om te blijven in het geloof.
Ook hier zien we dat we aangemoedigd worden om vast te blijven houden.
Het gevaar is aanwezig dat we afdwalen, dat we vandaar verhard worden om uiteindelijk af te vallen van de levende God. (12: 25) Dit mag niet zo zijn. We moeten volhouden in het geloof.
Heb 3:15 Terwijl er gezegd wordt: Heden, indien gij Zijn stem hoort, zo verhardt uw harten niet, gelijk in de verbittering geschied is.
De waarschuwing was uitgegaan: Indien gij de stem hoort, verhard uw harten niet.
Heden: Als de stem van God uitgaat gaat hij uit voor vandaag, het heden, zo, als we dan Zijn stem horen, behoren we gehoor te geven aan deze stem. God heeft gesproken.
Laten we onze harten dan voor Hem openzetten en niet verharden, het heeft gevolgen.
Ook vandaag gaat de stem van God uit, in de eerste plaats aan alle mensen om zich te bekeren en om tot de erkentenis van de waarheid te komen. (1 Petrus 3: 9)
Verder aan Christenen om zich aan de waarheid te houden. De waarheid die door de mond van onze Apostel en hogepriester Christus is gekomen.
God heeft gesproken en Zijn kinderen moeten als klei in Zijn hand worden. Zijn volgelingen moeten vruchten dragen, vruchten, zoete vruchten (Jes. 5)
Zonder heiliging en vrede kunnen we God niet zien. (Hebr. 12: 14)
Als we niet groeien en blijven op de weg van God kunnen we afvallen, en als we afvallen is er geen weg meer terug. (Hebr. 6: 1-8)
Heb 3:16 Want sommigen, als zij die gehoord hadden, hebben Hem verbitterd, doch niet allen, die uit Egypte door Mozes uitgegaan zijn.
De meeste van degene die met Mozes Egypte uitgegaan zijn hebben zich verbitterd. Dit was niet het geval bij allen. Het waren alleen Jozua en Kaleb die van die generatie het beloofde land binnengingen.
Dit alles is een hele sombere waarschuwing. Het waren er maar twee van die generatie die het beloofde land mochten binnengaan.
Heb 3:17 Over welke nu is Hij vertoornd geweest veertig jaren? Was het niet over degenen, die gezondigd hadden, welker lichamen gevallen zijn in de woestijn?
En de vraag is dan: Over wie is God vertoornd geweest? Het was over degene die gezondigd hebben. Het waren degene die ongelovig waren. Het waren degene die hun harten verhard hadden.
We zien hier dan dat verharding en verbittering zondig was en dat het naar de dood leidde.
Als zonde gebaard heeft geeft het geboorte aan de dood. (Jac. 1: 15)
Heb 3:18 En welken heeft Hij gezworen, dat zij in Zijn rust niet zouden ingaan, anders dan dengenen, die ongehoorzaam geweest waren?
Welke gingen er niet tot de rust in? Degene die ongehoorzaam geweest waren.
Heb 3:19 En wij zien, dat zij niet hebben kunnen ingaan vanwege hun ongeloof.
Dit konden ze niet vanwege hun ongeloof.
Dit alles is een groot voorbeeld voor ons als Christenen.
We moeten onze zaligheid bewerken. We moeten onze roeping verwezenlijken.
Ongeloof is iets dat meer voorkomt als dat we soms zelf denken.
De Bijbel waarschuwt ons ertegen. We worden elke keer weer opgeroepen om te geloven.
Als we onze eigen gedachten voor de gedachten van God zetten dan hebben we al ongeloof.
Geloof leid tot overwinning, ongeloof tot de dood. (Hebr. 11: 6)